Archief van een verdwenen monument

Artikel uit jubileumuitgave van De Kareoler uit 1950

Tot op de dag van vandaag wordt door de BNMO, de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogslachtoffers, een eigen maandblad uitgegeven met de naam De Kareoler. De naam laat duidelijk doorklinken waar de geschiedenis van het blad begonnen is. Het werd in de eerste jaren uitgegeven op stencilpapier maar heeft zich ontwikkeld tot een rijk geïllustreerde uitgave in vierkleurendruk. De heer Jan Burger van de BNMO was zo vriendelijk een artikel toe te zenden uit een bijzondere jubileumuitgave, namelijk die van het eerste lustrum van het blad. Het artikel spreekt over de wijze waarop het buitenverblijf Kareol beschikbaar kwam in de tweede wereldoorlog en hoe gewonde militairen daar konden herstellen en hoe militairen die met blijvende invaliditeit te maken hadden, daar een liefdevolle opvang hadden. Het huis was groot genoeg om tachtig militairen op te vangen, zo meldt het bijschrift bij de foto. Het huis werd door de huishoudster, en tevens aangenomen dochter en erfgename, overgedragen aan het Rode Kruis.

Hieronder treft u een transcriptie van het artikel.
Bron: De Kareoler – Jubileumuitgave 1950 pag. 30-32

Nu de „Bond van Nederlandse Militaire Oorlogslachtoffers” door zijn eerste lustrum, zijn vijfjarig bestaan, in het leken van aller belangstelling staat, ‘zij het om, als redacteur, vergund hier ook enkele woorden aan „De Kareoler”, het officieel orgaan van de B.N.M.O., te wijden. Immers spreekt men over de Bond, dan spreekt men, over diens pionier „De Kareoler”, waarmede toch de belangen van de militaire oorlogsweduwen en – wezen en invaliden zo innig zijn verweven. Van het orgaan is het slechts een kleine schrede naar „Het Kareol”, waarover hieronder meer.

ir S. L. GROENEWOUD, Red.

ir. S.L. Groenewoud, redacteur De Kareoler, 1950

Na het grote internationale Congres van Brussel, van 10-14 mei j.l., gehouden ter behartiging van de belangen van de oorlogsslachtoffers van vijftien landen, de trein genomen hebbende naar Luik, om aldaar, op verzoek, enige nummers van de Kareoler af te geven, waarin het verslag van de „Périple de la Paix” stond, het verslag van de zeerondreis der urn (van België, over Nederland, Engeland en Frankrijk gaande, met als slotapotheose, het op de rede van Ostende in zee neerlaten van een urn, waarin zich gewijde aarde bevond van de voornaamste slagvelden, o.a. van de Grebbeberg) – gedurende die reis nu onze vele Congrespapieren ordenend, lagen achteloos een paar Kareolers op het tablet bij het raam.

U ziet het, er is zelfs belangstelling in het buitenland voor het blad en zo dient er eerstdaags nog een vertaling in het Frans, liefst mede afgedrukt in brailleschrift, te worden uitgegeven.

Zoals U tevens al wel zult hebben opgemerkt, zijn redactiepersonaliteiten altijd gewapend met enige nummers van hun lijfblad, maar tevens dag en nacht met hun copy in touw, zowel letterlijk als vooral geestelijk. Zij zijn dus als slachtoffers No. 1 van het onzer beschaving, een te weinig aan geestelijke rust voor leidinggevende personen, aan te merken en zo feitelijk onbetaalbaar.

Het zij hier uitdrukkelijk gezegd, dat wij deze stelling niet poneren om de Nederlandse pers eens te paaien en wat „mee te krijgen”, hoewel wij toch – het moet ons van het hart – de Bond wel eens wat al te stiefmoederlijk bedeeld weten door de redacties van sommige dagbladen en tijdschriften.

Echter sans rancune, collega’s d.w.z. wij voelen ons maar klein en nietig naast U, grote machthebbers van de pers, waar onzerzijds daarenboven pro Deo gewerkt wordt, wij dus wel het allerslechtst betaald worden, zodat ons werk daarvan dan ook, in vergelijking met het Uwe, de sporen zal dragen. Ziet hier echter vooral niet in een „werken onder de markt”, al onze leden doen dit voor de Bond pro Deo. Ware dezelve rijk, wij lieten ons in stapels dollars betalen.

„Quest-ce que c’est que ça, Caréolèr?”, verbrak plotseling de congressfeer, zonder enig verder woord vooraf, onze medepassagier, een heer op leeftijd, met een zeer schrander gezicht, verfraaid met sierpuntbaardje, perfect in het Frans. Achteraf bleek deze heer architect te zijn en werkzaam de Wederopbouw van België, over welk werk wij natuurlijk niet konden nalaten hem een compliment te maken, gezien ook de vlotte medewerking, welke was verleend bij de besprekingen en het opmaken van de plannen voor het grote Bureau van het Nationaal Werk van Oorlogsinvaliden, bij welks oprichting wij juist de vorige dag ter gelegenheid van de eerstesteenlegging – wij met een dronk – eveneens geducht hadden geassisteerd.

Wij lichtten hem in, hoe destijds vele militaire gekwetsten van de Meidagen van 1940 liefderijk waren opgenomen op het mooie, grote, vorstelijke buiten „Het Kareol” in Aerdenhout, gelegen in de prachtige omgeving van Haarlem, aan de voet van de brede duinstrook, op de geestgronden (les terres des spectres, brr!!!) verhaalden van de historie van dit schitterend, rustieke buitenverblijf, hoe dit was gebouwd in de mooie jaren 1908-1912 door de jeugdige, bij de opdracht toen 24-jarige, Zweedse, architect Anders Lindberg.

Wij gingen nader in op de architectuur en de doelmatigheid van de woonruimte en verklaarden, hoe door allerlei merkwaardige omstandigheden deze grote, rijke buitenplaats in 1934 op wonderbaarlijke wijze in bezit was gekomen van een destijds arm Duits meisje en hoe zij juist bijtijds vóór de oorlog in 1940 haar intrek had genomen op een, eveneens door erfenis in haar bezit gekomen, groot châlet in Zwitserland (zoals wij dit uitvoerig hebben beschreven in het hoofdartikel van de Kareoler van 1 September 1949).

Illustratie in jubileumuitgave van De Kareoler 1950, pag. 32

Wij vertelden hem tenslotte, hoe de juffrouw dit buitenverblijf edelmoedig, alles zonder enige kosten, het onderhoud, de bloemen, enz. inbegrepen, had afgestaan aan het „Nederlandsche Roode Kruis”, hoe deze instelling het als herstellingsoord voor Nederlandse invalide militairen had ingericht en op 10 Juli 1940 in gebruik genomen, en hoe het tot 21 December 1942 een toevluchtsoord voor louter gewonde en zieke militairen was geweest, zoals de burcht „Kareol” voor Tristan uit Wagner’s opera „Tristan und Isolde” eveneens een toevlucht was geweest om er van de in de strijd opgelopen blessure genezing en de nodige rust te vinden.

Een heerlijker rusthuis voor revalidatie, met toepasselijker naam, had men voor onze gekwetste militairen nauwelijks kunnen vinden.

Evenals de bouwer, de heer J.C. Bunge, dit was geweest, ontpopte zich ook onze belangstellende medereiziger als een groot en vurig Wagner-liefhebber – de een is nu eenmaal een vereerder van dezen muziekdramaturg, de ander werpt hem ver van zich – en hij kende deze opera op zijn duimpje. Toch wist ook hij ons evenmin te ontvouwen, waaraan weder Wagner van zijn kant de naam „Kareol” ontleend had. Een navorsing in deze richting onzerzijds heeft tot nog toe schipbreuk geleden. Mogelijk, dat een onzer lezers hierover licht kan brengen. Wij houden ons althans voor inlichtingen ten zeerste aanbevolen.

Is het zo een wonder, dat het eerste bewijs van contact der invalide militairen, een op „het Kareol” uitgegeven stencilblaadje, „De Kareoler” werd genoemd? Van blaadje groeide de Kareoler uit tot het mooie maandblad, niet zijn rijk gevarieerde inhoud op allerlei, invaliden aangaand, gebied: pensioenbepalingen en – kwesties en velerlei zaken op militaire oorlogsslachtoffers betrekking hebbende, met persoonlijke- en familie-aangelegenheden (Rinkelende Kattebellen), het blad met zijn stukken historie over wapenfeiten uit de laatste oorlog, zijn Bondsmededelingen en puzzlerubriek, die speciaal in de hospitalen zeer gewaardeerd wordt en waarop maandelijks, als uit een hoorn des overvloeds vele brieven, een grote kist vol, binnenstromen. Dit laatste is op zich zelf al een puzzle om er uit te komen en door loting de prijzen voor goede oplossingen rechtmatig te verdelen. (Voor prijsjes houden we ons beleefd aanbevolen. U neemt ons toch niet kwalijk, deze afdwaling?)

Op 30 Juni 1945 verscheen, na een lang intermezzo, een nummer met als hoofdartikel „Het Eerste Vrije Geluid”, waarna eerst toen pas goed in allerlei toonaard kon worden verder gespeeld, de bekkens geslagen en de pauken geroerd konden worden – ook wel de loftrompet gestoken – en met vliegend vaandel en slaande trom kon worden opgetrokken om onze meningen en wensen bij het Nederlandse Volk ingang te doen vinden.

Ook eerst van toen af aan, kon een reeks van eigen, originele, speciaal voor de Kareoler geschreven artikelen, militaire oorlogsgebeurtenissen op verschillende fronten betreffende, worden ingezet en onze kolommen vullen, een reeks nog niet geëindigd, en intussen nog aangevuld met een feuilleton dienaangaande.

In een rubriek „Wat ik er van denk” uiten zich de leden vrij over allerlei onderwerpen; hiermede heeft de redactie geen bemoeienis. Talrijke verbeteringen zijn in de kop en de tekst aangebracht, wij zijn niet blijven stilstaan, en nog niet zo lang geleden zijn ons welgezinde fabrikanten, autoriteiten en welwillende donateurs in de gelegenheid gesteld de voor onze arme Bond betrekkelijk hoge uitgaven door het plaatsen van annonces mode te helpen dekken. Zo wies een stekje tot een plant, een struik en tot de vruchten afwerpende boom van heden.
Maar… een ding is hetzelfde gebleven – hoewel er wel eens een aanval uit de flank op is ondernomen door niet ingewijde lieden, die van het ontstaan niet alles wisten en het verband, als boven aangegeven, niet kenden – en wel de naam, een zeer bijzondere.

Wat deze naam zegt, viel ons onlangs nog eens op, toen op een deviezenkantoor slechts het woord „Kareoler” hadden uit te spreken, om als bij toverslag onze papieren, ter verkrijging van deviezen voor het bovengenoemd congres, te zien stijgen, een militair parool voor doorlating gelijk.

De naam „Kareoler” behoort bij het blad. Het zal deze met ere blijven voeren, als zijnde symbolisch voor een toevluchtsoord voor herstellende gebrekkige en behoeftige militairen of voor een verblijfplaats voor invalide militairen op hun oude dag, wanneer zij verstoken zullen zijn van familie en vroegere bekenden, om er dan hun afgesloofde stompen, verminkte ledematen en geschonden lichamen rust te kunnen geven, een oord, dat de erenaam van „Kareol” zal moeten dragen en op welks stichting en inrichting ons volk reeds nu langzamerhand zich zal dienen te bezinnen.

De Redacteur
ir S.L. GROENEWOUD

Vooraanzicht van het Herstellingsoord „Kareol” in Aerdenhout

Vooraanzicht van het Herstellingsoord „Kareol” in Aerdenhout, waar in de jaren 1940, 1941 en 1942 militairen gewond in de strijd tegen de Duitsers, verpleegd werden. Er waren gemiddeld 80 patiënten ondergebracht.

Geplaatst door Roel van Rongen op 21-04-2013 00:46
Laatste wijziging was op: 22-04-2013 09:27